The Edge. U2?

Peter 2015 kl_410x615

De ‘edge’. We raken er maar niet over uitgepraat. We zien aan de horizon hele mooie oplossingen opdagen op basis van slimme verbonden dingen. En al die slimme dingen worden steeds slimmer. Met behulp van complexe algoritmes kunnen ze steeds nauwkeurigere en complexere beslissingen nemen. Ze hebben steeds meer data, informatie en uiteindelijk inzicht nodig om de beloofde taken goed uit te voeren. Zo veel dat het dataslurpers en dataspuwers worden. En sommige van die dingen moeten real time nieuwe data in inzichten omzetten. Natuurlijk kom ik dan met het voorbeeld van de slimme auto waar je liever niet tegen een zandlopertje zit aan te kijken.

Enter edge computing. En dan begint de verwarring. Zeker in Nederland worden fog computing en edge computing nogal eens door elkaar gehaald. En dan zijn er nog edge datacenters die hier mogelijk iets mee te maken hebben. Laten we eerst die edge datacenters snel aan de kant schuiven. Dat zijn datacenters die als doel hebben om een goede Internet gebruikservaring te bieden buiten metropole gebieden. Een soort content delivery network dus eigenlijk. Ik kan er kort over zijn: daar is Nederland te klein voor. En het heeft dus ook niets met edge computing te maken.

Edge computing, laten we maar afgaan op het meest recente discussiedocument van het Amerikaanse NIST, heeft betrekking op dataverwerking op het end-point zelf. Bijvoorbeeld dus in die zelfrijdende auto, of in een netwerkcomponent. Als we het in Nederland hebben over edge computing, hebben we het vaak over een mengeling van edge computing en fog computing, of alleen over fog computing (en we edge computing ineens end-point computing noemen). Fog computing is eigenlijk een netwerklaag tussen de cloud en het end-point. Het zware werk wordt dan bij wijze van spreken op LAN-niveau gedaan, door zogenaamde ‘fog nodes’. Dat zijn virtuele of fysieke compute elementen die een vorm van databeheer en communicatie verzorgen dichtbij het end-point.

Nu is de vraag hoeveel fog computing toevoegt aan de uitdaging van de zelfrijdende auto. Biedt fog computing de garantie dat je snel genoeg remt als een voorganger remt? Waarschijnlijk niet. De bandbreedte van mobiele netwerken kunnen dergelijke garanties niet leveren. Fog nodes kunnen daar niet veel aan veranderen. Voor een ding als een zelfrijdende auto komen we door de beperkingen van mobiele netwerken toch weer bij edge computing aan, hoewel we een combinatie van fog en edge ook kunnen voorstellen. 5G zou daar nog wat aan kunnen veranderen, maar als we één ding hebben geleerd over de datahonger van apparaten, dan is dat tegen die tijd de databehoefte zo is toegenomen dat ook 5G tekortschiet. Edge is net zo onontkoombaar als een appstore op de mobiele telefoon. De idee dat de smartphone alleen maar een browser nodig zou hebben, hebben we ook al jaren geleden achter ons gelaten: de gebruikservaring blijkt dan, met name door de snelheid, suboptimaal (vertaling voor niet-managers: belabberd).

Voor fog moeten we dus idealiter op zoek naar apparaten die wel slimme en tijdskritieke beslissingen willen nemen, maar waarbij heel af en toe een keer vertraging of uitval niet onoverkomelijk is. Als we naar de use cases kijken die vaak genoemd worden voor fog, worden vooral toepassingen genoemd waar de latency vanuit ‘de cloud’ te groot is. Toepassingen waar edge computing ook, misschien zelfs wel een betere oplossing zou zijn. In een klein land als Nederland is het moeilijk om helder te maken wat de ‘killer use cases’ zijn voor fog computing. Gaan we in Nederland echt de mist in? Ik mis de noodzaak.

Peter Vermeulen is Directeur bij Pb7 Research