Is de toekomst van het Shared Service Center Web-scale?

Onlangs organiseerde Nutanix, leverancier van hyperconverged datacentertechnologie, een kennissessie over shared service centers bij de overheid. Is web-scale IT inderdaad de infrastructuur bij uitstek om uitdagingen bij de overheid te tackelen?

Het evenement vond plaats in het Sheraton hotel op Schiphol en had twee sprekers. Namens Nutanix sprak Rajiv Mirani, VP engineering bij Nutanix. Hij was vooral aanwezig om de ontwikkelstrategie en visie van de marktleider op het gebied van hyperconverged technologie toe te lichten. De overheid is een groot speerpunt van Nutanix en er zijn een aantal grote namen binnengehaald, zoals het ministerie van Defensie. En de Chief of Staff van de Amerikaanse defensie draait VDI op Nutanix. De tweede spreker was Henk van den Berg, een ervaren interim manager en specialist op het gebied van shared service centers (SSC). Hij was aanwezig om de uitdagingen bij het opzetten en runnen van een SSC bij overheidsorganisaties uiteen te zetten. Van den Berg zijn verhaal was gebaseerd op onderzoek dat hij recent deed en dat zich precies op dit thema toespitste. Uitstekende input dus om te kijken of de Nutanix-technologie goed past bij de overheid.

Invisible infrastructure

  • RajivMirani-300x275 Rajiv Mirani
  • Nutanix heeft de afgelopen maanden veel vernieuwingen doorgevoerd in het eigen platform. De laatste grote ontwikkeling was de presentatie van het Xtreme Computing Platform (XCP) tijdens de .NEXT-conferentie in Miami. De engineers van Nutanix hebben bij al die vernieuwingen een duidelijk einddoel voor ogen: een invisible infrastructure. Bij een invisible infrastructure zijn alle datacentertaken geautomatiseerd en is er een naadloze integratie van publieke en private clouds. De IT-organisatie hoeft zich daardoor eigenlijk niet meer met het beheer van het datacenter bezig te houden en kan alle aandacht geven aan de applicaties die in het datacenter draaien. “Je kan het vergelijken met het stroomnet. Daar denk je ook verder niet over na, omdat het eigenlijk altijd gewoon werkt”, vertelt Mirani. “Andere grote internetbedrijven als Google en Amazon hebben dit al voor elkaar. Je vraagt je niet af welke hypervisor Google gebruikt. Wij willen dat onze klanten ook zo’n ervaring hebben. Wij willen de IT-organisatie van een Enterprise in staat stellen een Amazon te worden.”

Nutanix heeft eigenlijk twee maatstaven die gebruikt worden bij haar engineering. Op de eerste plaats moet er sprake zijn van consumer-grade design. Clouds zijn vaak lastig te beheren en aan te passen, omdat de beheertools ingewikkeld zijn. Met een duidelijke interface en one-click management wordt een datacenter veel beter beheerbaar. Daarnaast hanteert Nutanix het principe van web-scale IT, IT die ook gebruikt wordt door Google en Amazon. Dat betekent niet direct dat het datacenter enorm groot moet zijn, maar vooral dat het datacenter makkelijk schaalbaar is. Nodes moeten probleemloos aan elkaar geknoopt worden en naadloos integreren, waardoor er geen limiet zit aan de schaalbaarheid van het datacenter.

Amazon van de Enterprise

De engineering principes van Nutanix zorgen ervoor dat het hyperconverged platform bijzonder goed werkt voor gevirtualiseerde workloads. In het bijzonder VDI: VDI zorgt voor zware piekmomenten in het datacenter, en dan komt het schaalbare karakter van het Nutanix-platform goed tot zijn recht. Het afgelopen jaar heeft de R&D tak van Nutanix de appliances tevens volledig geschikt gemaakt voor andere gevirtualiseerde workloads. Zo is het bijvoorbeeld mogelijk om zware applicaties als Oracle RAC te verbinden met de flash-tier in de Nutanix nodes, zodat een optimale performance van een dergelijke bedrijfskritische applicatie gegarandeerd is. Voor filing workloads zijn er daarentegen nu form factors beschikbaar met extra storage, waardoor de gemiddelde kosten voor opslag lager zijn.

En ook op het gebied van virtualisatie zijn er ontwikkelingen die ervoor zorgen dat Nutanix nog breder inzetbaar is. Nutanix heeft tijdens de .NEXT-conferentie bijvoorbeeld als onderdeel van het Xtreme Computing Platform een eigen hypersvisor gelanceerd, Nutanix Acropolis. Acropolis maakt gebruik van een App Mobility Fabric die ervoor zorgt dat VM’s tussen verschillende hypervisors verplaatst kunnen worden. Op den duur moet die mobiliteit ook clouds kunnen overbruggen, zodat er op- en afgeschaald kan worden in de publieke cloud, terwijl de gebruiker zelf een private cloud beheert waar de meest kritische applicaties draaien.

Het is gewoon allemaal teveel

Sluit deze visie van Nutanix aan op de Nederlandse datacenterpraktijk? De tweede spreker, Henk van den Berg, houdt zich bezig met het bouwen van Shared Service Centers (SSC’s) bij overheden. SSC’s zijn de laatste jaren erg populair bij de Nederlandse overheid. Gemeenten en andere overheidsinstanties kijken steeds vaker hoe ze kunnen samenwerken en met gemeenschappelijke middelen taken kunnen volbrengen. Het idee daarachter is vooral het realiseren van de 4 K’s: lagere beheerkosten, betere kwaliteit van de dienstverlening, sneller kunnen reageren op kansen en een robuuster, minder kwetsbaar, IT-landschap.

  • HenkvandenBerg-239x300 Henk van den Berg
  • Toch blijken bij de meeste organisaties problemen te zijn bij de haalbaarheid van die doelen. Veel IT-organisaties van shared service centers zijn kritisch over het eigen functioneren, en zien ruimte voor verbetering Op het gebied van zaken als governance en performance scoort men door de bank gekomen lager dan men oorspronkelijk wenst. Er blijkt op weinig plekken een continu proces van verbetering te zijn, terwijl een en ander wel wordt doorgemeten. IT-organisaties krijgen doorgaans ook te veel op zich af wanneer ze aan een shared service center beginnen. “Wat men zegt is: we bouwen een nieuwe organisatie. Dan is er nog een consolidatieproject. Van vier of vijf verschillende datacenters moet alle infrastructuur bij elkaar gezet worden. En dan is er nog een financiële taakstelling. Want het kan toch goedkoper? En dat is teveel tegelijk. Dat belemmert de ontwikkeling van de organisatie. Onderzoek heeft aangetoond dat het zeker vijf jaar kost om een shared service center goed te laten functioneren.”
  • Los van de ambities die vaak hoog zijn, is er bij de bouw van SSC’s behoefte aan visie hoe IT in te zetten voor de dienstverlening aan de burger. De CIO-functie blijkt bijvoorbeeld bij veel organisaties niet ingevuld te zijn en juist die zou aan die visie sturing dienen te geven. De governance-structuur die aan de basis ligt van het runnen van een datacenter bevat veel lagen en overleggremia en zou effectiever kunnen zijn. Burgemeesters en wethouders, veelal de mensen die eindverantwoordelijk zijn voor een SSC, moeten lange tijd consequent achter hun keuzes staan. Ook lokale belangen werken het functioneren van een shared service center vaak tegen. “Als je bijvoorbeeld een harmonisatie van het applicatielandschap nastreeft, is het niet handig wanneer je het functioneel beheer toch lokaal gaat regelen. Dan blijft daar een belang en kan je het schudden.”
  • Is het echt zo slecht gesteld met de staat en het functioneren? Dat ook weer niet. “Er gaat ook heel veel goed”, zegt van den Berg. “Maar het kan echt ook beter.” Van den Berg pleit voor een aantal eenvoudige verbeterpunten. Met goede mensen werken bijvoorbeeld en een consequent gebruik van een PDCA-cirkel (Plan-Do-Check-Act). “Ik zou de eigenaren van shared service centers de tip willen geven de rust en ruimte te creëren om te groeien naar volwassenheid.”
 
Dossiers